maandag 16 december 2013

Het Mysterie van het Mysticisme...



Het mysterie van het mysticisme door Chris R. Warnken

“The only initiation which I advocate and which I look for with all the ardor of my Soul, is that by which we are able to enter into the Heart of God within us, and there make an Indissoluble Marriage, which makes us the Friend and Spouse of the Repairer … there is no other way to arrive at this Holy Initiation than for us to delve more and more into the depth of our Soul and to not let go of the prize until we have succeeded in liberating its lively and vivifying origin.” - Louis Claude de Saint Martin

Hoewel het de mens reeds eeuwen bekend was, blijft tot op de dag van heden de leer van het mysticisme voor velen nog een mysterie. Dit hoort niet zo te zijn en dat moet inderdaad niet zo zijn, want uiteindelijk zullen alle mensen de betekenis van deze oude en diepe waarheid hard nodig hebben. De westerse wereld komt maar moeilijk tot ontwaken wat betreft de aard van het mysticisme, terwijl de oriënt en andere culturen daarentegen hun waarheid eeuwenlang voor ons bewaard hebben. In ons onbezonnen en zorgeloze gedrag hebben wij in de westerse culturen gewoonlijk zonder meer aangenomen, dat wij over het mysticisme reeds alles wisten en ons bijgevolg ook bewust waren van hun bedrieglijkheid en misleiding. In onwetende onschuld hebben sommigen zelfs getracht het te degraderen tot de kunst van goochelarij of magisch tijdverdrijf. Aan de andere kant vinden wij in enkele hoekjes van het christelijke orthodoxe geloof ook pogingen om het mysticisme te vestigen als puur christelijk doel door de geboekstaafde ervaringen van christelijke mystici, als geldige voorbeelden van mystiek succes.

Het mysticisme is de leer dat de mens via contemplatie en liefde een direct en onmiddellijk bewustzijn van God of van Goddelijke Waarheid verwerven kan, zonder gebruik van de rede of de gewone zintuigen, en dat de waarheid rechtstreeks geleerd kan worden door intuïtie of meditatie. Het berust op het aanvaarden dat God een feit is. Natuurlijk wordt verondersteld dat voor de meeste van onze leden de naam God voldoende zal zijn, doch wij gebruiken het hier in de breedste en meest abstracte zin. Enkele lezers kunnen een dieper begrip verkrijgen door deze naam te vervangen door de termen 'Kosmisch Denkvermogen', 'het Scheppend Beginsel', 'de Geest', 'Liefde', of zoals de Rozekruisers zeggen: 'de God van ons hart' of 'de God van onze realisatie' - met elke keuze wordt aangegeven welke graad van het absolute wij het beste kunnen bevatten.

De meeste godsdiensten en filosofieën leren dat God het Absolute is, of de Bron van het Al. Dat God buiten de ruimte is en ook moet zijn, en boven de beperkende definities van de eindige mens. In het zoeken naar een beter begrip, is het de mens die zijn antropomorfe God uitgedacht heeft met beperkte en menselijke kwaliteiten, niettegenstaande het feit dat zij alle in overtreffende trap worden gebruikt. Als God inderdaad de bron is waaruit alles voortkomt, dan moet hij niet inbegrepen worden bij al het andere waarmee de mens bekend is of kan zijn. Anderzijds is het zo, dat als 'al het andere' voortkomt uit God, het God ook moet uitsluiten, of het moet uit God bestaan, want niets kan immers niet iets voortbrengen. Het is deze antipodische situatie die inspireerde tot de Genesis van het mysticisme.

In de voor-christelijke geschriften van het Hindoeïsme lezen wij in de Mundaka Upanishad: 'Mijn Zoon, er is niets in deze wereld dat God niet is. Hij is actie, zuiverheid, eeuwigdurende Geest. Het is de onsterfelijke, schitterende Geest, het Zaad van alle zaad, waarin de wereld met al haar schepselen verborgen ligt. Het is leven, spraak, verstand, werkelijkheid, onsterfelijkheid'. In de Mandookya Upanishad lezen wij: 'Er is niets dat geen Geest is, de persoonlijkheid zelf is onpersoonlijke Geest. Het enige bewijs van zijn bestaan is de vereniging met Hem. De wereld verdwijnt in Hem. Hij is de Vredevolle, de Goede, de Ene zonder tweede'.

Het mysticisme brengt het feit tot het bewustzijn van de mens dat hij normaliter opgesloten zit in een 'kooi' van de eindige wereld. Zelfs wanneer hij droomt, blijven zijn ervaringen binnen de begrenzingen van het eindige. Met de ontwikkeling van het mystieke bewustzijn leert hij pas dat er nog een andere zijde is, buiten deze 'kooi van het eindige'. Er is een bewustzijn groter dan dat waarin hij gewoonlijk bestaat, er is een bewustzijn boven zijn kennend en redenerend intellect. Er is een zaligheid en extase in mystieke verlichting waardoor zijn aardse leven, in vergelijking daarmee, maar een povere gevangenis is.

F. C. Happold heeft het best de mystieke ervaring beschreven in zijn bloemlezing 'Mysticisme'. Hij zegt: "In de ware mysticus is sprake van een uitbreiding van het normale bewustzijn, een vrijkomen van latente krachten en een verwijding van visie, zodat aspecten van de Waarheid, onvervormd door het rationele intellect, aan hem worden geopenbaard. Zowel in gevoel als in gedachten leert hij de inherentie van het tijdelijke in het eeuwige en van het eeuwige in het tijdelijke kennen. Hoewel hij niet in staat zal zijn om het in woorden te beschrijven, hoewel hij de geldigheid niet logisch kan demonstreren, is voor de mysticus zijn ervaring altijd ten volle en absoluut geldig en omgeven door een volmaakte zekerheid. Hij is 'er' geweest, hij heeft 'het' gezien en hij 'weet'. Voor de moderne wetenschappelijke geest is dit niet aanvaardbaar, want als het niet bewezen kan worden, is het immers ook niet waar. Of denkt de modernste geest nu ietwat anders?" De geleerde van de negentiende eeuw was materialist; hemel en aarde waren zijn gebied. Alle mysteries konden door hem worden opgelost in zijn laboratorium met gebruik van reageerbuisjes, weegschaaltjes en ander buitenissig en exotisch gereedschap. Dit was de wetenschappelijke eeuw en Utopia lag nog maar net om de hoek. Maar zijn twintigste eeuwse opvolger begon daar, waar zijn voorganger opgehouden was en vorderde uiteindelijk door de 'vergrootglasmuur' van het stoffelijke en het voor de hand liggende tot in de nieuwe en fascinerende wereld van de relativiteit, E=MC2, parapsychologie, et cetera. Nu wordt het pas duidelijk dat de dingen niet zo zijn als ze wel schijnen; ons gewone dagelijkse leven is werkelijk een illusie. Overtuigend bewijs is niet langer het waarmerk van de waarheid. De onsterfelijke regels van Shakespeare worden voor ons meer en meer betekenisvol: 'Er zijn meer dingen tussen hemel en aarde, Horatio, dan waarover gij ooit gedroomd hebt in uw filosofie'.

Daar de mystieke ervaring boven het intellect uitgaat, valt het moeilijk haar aan een ander uit te leggen, tenzij die persoon eveneens de mystieke staat persoonlijk heeft ervaren. Het mag dan een emotionele ervaring genoemd worden, doch zelfs die verklaring kan niet met absolute zekerheid gegeven worden. Het is een ervaring die men aanvoelt, bij gebrek aan een beter woord. Bevrijd uit de 'kooi van het eindige' is het alsof men zien kan tot buiten het visuele spectrum, horen kan tot boven de voor de mens hoorbare frequenties en begrijpen kan tot boven het niveau van normale menselijke intelligentie. Het is een ervaring van eensklaps alles te zien, alles te horen, alles te weten en ook alles te zijn. Het is in een tijdloze flits, het ervaren van het Uiterste, de Vereniging in een enkel moment. De kenner en het gekende zijn dan één geworden.

William James, Amerikaans filosoof, ontwierp vier tests of voorwaarden waarmede men de ware mystieke belevenis kan identificeren.

1. Onbeschrijfelijkheid.

Het subject zegt er onmiddellijk van dat zij alle beschrijving te boven gaat, en dat er van haar inhoud geen adequaat verslag in woorden kan worden gegeven.

2. Verstandelijk kenmerk.

Alhoewel ze niet ongewoon lijken, schijnen de mystieke toestanden aan hen die ze meemaken, ook staten van bewustzijn te zijn. Het zijn toestanden van inzicht in diepten van waarheid, onvervormd door het beredenerende intellect.

3. Vergankelijkheid.

Mystieke toestanden kunnen nooit lang aangehouden worden. Zeldzame gevallen uitgezonderd, schijnt een half uur, of op zijn hoogst een uur of twee, de limiet te zijn, waarna zij wegsterven in het gewone daglicht.

4. Passiviteit.

Hoewel het bereiken van de mystieke staat begunstigd kan worden door voorafgaande vrijwillige handelingen, zoals het concentreren van de aandacht, of het uitvoeren van bepaalde lichamelijke handelingen of op enige andere wijze die door het mysticisme is voorgeschreven, heeft de mysticus, wanneer het karakteristieke soort bewustzijn zich eenmaal ingezet heeft, toch het gevoel alsof zijn eigen vrije wil latent wordt, en het lijkt soms of hij gegrepen en vastgehouden wordt door een hogere macht.

Het voorgaande beschrijft de mystieke toestand of het doel van de beoefening van het mysticisme. Er moet niet uit afgeleid worden dat alle beoefenaars van het mysticisme zich na het voorgeschreven aantal uren of na jaren van studie en praktijk tot de mystieke staat bepalen. Volledig succes is ongewoon. Het is zeldzaam genoeg om de levens van hen die de mystieke staat bereikt hebben, op te tekenen zodat deze bestudeerd kunnen worden ten voordele van hen die ernstig op dat hoogtepunt van ervaring hopen. Eeuwenlang hebben broederschappen als die der Rozekruisers aan degenen die tot de mogelijkheid van een superbewustzijn of mystieke ervaring ontwaakt waren, aangeboden hun technieken en de oefeningen voor de voorbereiding met hen te delen.

Wij weten dat het klooster- of kluizenaarsleven niet noodzakelijk is, hoewel vele religieuze mystici zich van de afleiding en het overwicht van het normale menselijke bestaan afzonderen. Wij weten dat er geen uitrusting van wonderbare soort nodig is. Ook dat het niet noodzakelijk is naar een speciale of heilige plaats te reizen, toegerust met buitengewone eigenschappen. Wij weten wel dat het door een ieder kan worden ervaren, op elke tijd en op elke plaats. In 1901 schreef Dr. Richard Maurice Bucke, een Canadees psychiater, een boek onder de titel 'Cosmic Consciousness', waarin hij een samenvatting gaf van een verzameling rapporten over een aantal personen in de geschiedenis die allen de mystieke staat ervaren hebben. Het lezen van dit fascinerende boek zal duidelijk maken dat de mystieke ervaring vrijwel te allen tijde kan optreden en zonder enige voorwaarden. Tevens beschreef Dr. Bucke zijn eigen ervaring die hij had in een tweewielig motorrijtuigje, toen hij omstreeks middernacht naar huis terugkeerde van een bezoek aan vrienden. Dr. Bucke beschrijft de mystieke staat als de hoogste vorm van drie soorten bewustzijn. Ten eerste is het eenvoudige bewustzijn het meest voorkomende in de organische of levende wereld. Daarop komt het bewustzijn van het Zelf, dat bereikbaar is voor de mens en waarin hij zich verder "bewust wordt van zichzelf als afzonderlijke entiteit, afgescheiden van de rest van de wereld." Tenslotte is er het Kosmisch Bewustzijn, dat opgeteld kan worden bij de voorgaande twee. De voornaamste bijzonderheid van dit bewustzijn is, zoals de naam ook al aangeeft, het bewust zijn van de kosmos, dat wil zeggen van het leven en de orde in het universum. Hierbij wordt dan gevoegd een staat van geestelijke verrukking, een onbeschrijfelijke vervoering, uitgelatenheid en blijdschap en een bezieling van het morele gevoel. Hiermee gepaard gaat wat wij een gevoel van onsterfelijkheid kunnen noemen, een zich bewust zijn van het eeuwige leven.

Is het dan zo ongewoon dat mensen van goede wil, streven moeten om dat te bereiken? Zelfs indien zij nooit zouden slagen, is alle inspanning daartoe reeds gerechtvaardigd; zij zullen er tenminste in slagen de sluier op te lichten die om het mysterie van het mysticisme hangt.

donderdag 7 maart 2013

THE GREAT WAY; A ZEN MEDITATION...



“If you do not change direction, you may end up where you are heading…” - Lau Tzu

Hsin Hsin Ming: The Book of Nothing by Chien-chih Seng-ts'an Third Zen Patriarch [d. 606 A.D.]

The Great Way is not difficult for those who have no preferences. When love and hate are both absent everything becomes clear and undisguised. Make the smallest distinction, however, and heaven and earth are set infinitely apart.

If you wish to see the truth then hold no opinions for or against anything. To set up what you like against what you dislike is the disease of the mind.

When the deep meaning of things is not understood the mind's essential peace is disturbed to no avail.

The Way is perfect like vast space where nothing is lacking and nothing is in excess. Indeed, it is due to our choosing to accept or reject that we do not see the true nature of things. Be serene in the oneness of things and such erroneous views will disappear by themselves.

When you try to stop activity to achieve passivity your very effort fills you with activity. As long as you remain in one extreme or the other, you will never know Oneness.

Those who do not live in the single Way fail in both activity and passivity, assertion and denial. To deny the reality of things is to miss their reality; to assert the emptiness of things is to miss their reality.

The more you talk and think about it, the further astray you wander from the truth. Stop talking and thinking and there is nothing you will not be able to know.

To return to the root is to find the meaning, but to pursue appearances is to miss the source. At the moment of inner enlightenment, there is a going beyond appearance and emptiness. The changes that appear to occur in the empty world we call real only because of our ignorance. Do not search for the truth; only cease to cherish opinions.

Do not remain in the dualistic state; avoid such pursuits carefully. If there is even a trace of this and that, of right and wrong, the Mind-essence will be lost in confusion. Although all dualities come from the One, do not be attached even to this One.

When the mind exists undisturbed in the Way, nothing in the world can offend, and when a thing can no longer offend, it ceases to exist in the old way.

When no discriminating thoughts arise, the old mind ceases to exist. When thought objects vanish, the thinking-subject vanishes, and when the mind vanishes, objects vanish.

Things are objects because there is a subject or mind; and the mind is a subject because there are objects. Understand the relativity of these two and the basic reality: the unity of emptiness. In this Emptiness the two are indistinguishable and each contains in itself the whole world. If you do not discriminate between coarse and fine you will not be tempted to prejudice and opinion.

To live in the Great Way is neither easy nor difficult. But those with limited views are fearful and irresolute; the faster they hurry, the slower they go.

Clinging cannot be limited; even to be attached to the idea of enlightenment is to go astray. Just let things be in their own way and there will be neither coming nor going.

Obey the nature of things and you will walk freely and undisturbed. When thought is in bondage the truth is hidden, for everything is murky and unclear. The burdensome practice of judging brings annoyance and weariness. What benefit can be derived from distinctions and separations? If you wish to move in the One Way do not dislike even the world of senses and ideas. Indeed, to accept them fully is identical with true Enlightenment.

The wise man strives to no goals but the foolish man fetters himself. There is one Dharma, not many; distinctions arise from the clinging needs of the ignorant. To seek Mind with discriminating mind is the greatest of all mistakes.

Rest and unrest derive from illusion; with enlightenment there is no liking and disliking. All dualities come from ignorant inference. They are like dreams of flowers in air: foolish to try to grasp them. Gain and loss, right and wrong; such thoughts must finally be abolished at once.

If the eye never sleeps, all dreams will naturally cease. If the mind makes no discriminations, the ten thousand things are as they are, of single essence.

To understand the mystery of this One-essence is to be released from all entanglements. When all things are seen equally the timeless Self-essence is reached. No comparisons or analogies are possible in this causeless, relationless state. Consider motion in stillness and stillness in motion; both movement and stillness disappear. When such dualities cease to exist Oneness itself cannot exist. To this ultimate finality no law or description applies.

For the unified mind in accord with the Way all self-centered striving ceases. Doubts and irresolutions vanish and life in true faith is possible.

With a single stroke we are freed from bondage; nothing clings to us and we hold to nothing. All is empty, clear, self-illuminating, with no exertion of the mind's power. Here thought, feeling, knowledge, and imagination are of no value. In this world of Suchness there is neither self nor other-than-self.

To come directly into harmony with this reality just simply say when doubt arises, "Not two." In this "not two" nothing is separate, nothing is excluded. No matter when or where, enlightenment means entering this truth. And this truth is beyond extension or diminution in time or space; in it a single thought is ten thousand years.

Emptiness here, Emptiness there, but the infinite universe stands always before your eyes.

Infinitely large and infinitely small; no difference, for definitions have vanished and no boundaries are seen. So too with Being and non-Being. Waste no time in doubts and arguments that have nothing to do with this.

One thing, all things; move among and intermingle, without distinction. To live in this realization is to be without anxiety about nonperfection. To live in this faith is the road to nonduality, because the nondual is one with the trusting mind.

Words! Words! The Way is beyond language, for in it there is

no yesterday

no tomorrow

no today.